Ik versloeg de bruggen

Vijftien kilometer lopen, zo’n anderhalf uur, en toch ben je er een hele dag mee bezig. (En dan houd ik nog geen rekening met de training, waar ik al een aantal jaren mee bezig ben.) Dat vind ik zo stom aan een wedstrijd lopen, en dan vooral zo’n wedstrijd als deze. Ik heb het over de bruggenloop in Rotterdam.

Ik zal iets specifieker zijn. Punt één: het is in Rotterdam, ik was in Raalte. Dus: hoe kom ik er, hoe laat moet ik er zijn, hoe laat ga ik weg, wat moet ik mee? De wedstrijd wordt gecombineerd met een bezoekje aan oma Rotterdam, wat betekent dat de ouders ook meegaan. Dat maakt het aan de ene kant makkelijker, maar aan de andere kant ook ingewikkelder omdat er overlegd moet worden. Het maakt het ook leuker, want ik word er blij van als er bekenden langs het parcours staan. Daarbij kwam dus ook het punt: waar staan ze langs het parcours? Wat is handig? Waar vallen ze op? Het volgende punt: wat doe ik met mijn spullen? Ik heb geen kluisje, dus ik kan geen waardevolle spullen meenemen tenzij ik ze bij me houd tijdens het lopen. Ik moet toch echt een jas mee, want de conclusie uit punt één was dat ik zo’n twee uur voor het startschot bij mijn oma weg zou gaan. En twee uur zonder jas is geen optie (men refereert graag naar deze loop als een ‘winterse loop’).

Wat dit betreft ben ik koningin moeilijk denken, het kan me de hele dag bezighouden zonder dat er oplossingen komen. Plan van aanpak voor de volgende keer: schrijf het op. Als ik het zo zie staan, zie ik de moeilijkheden namelijk niet meer.

medaille

Geen brug te ver

Het scheelt dat ik niet zenuwachtig was voor de wedstrijd zelf. Helemaal niet. Ik had er enorm veel zin in. Ik had me aangemeld bij het evenement op Facebook, en daar zag ik af en toe wat voorbijkomen van mensen die graag wilden melden dat ze zo zenuwachtig waren, dat ze zo slecht hadden geslapen van de zenuwen, dat ze het niet zagen zitten, et cetera. ‘Die 15km, dat is een eind over de brug’ dachten ze vast. Bang om de bietenbrug op te gaan. Ik vond het aanstellers. Ik zag de bruggenloop als een leuk ‘tussendoortje’. De marathon is immers waar ik mij op focus. Ik weet dat ik arrogant klink, en ik ben me ervan bewust dat ik hier een jaar geleden heel anders over had gedacht. Dus laat ik ook geen ‘hei’ roepen voordat ik de brug over ben.

Een brug slaan tussen haringen en hardlopers

De metro en de tram hielpen mij naar de bruggenloop. In de metro spotte ik al een aantal mensen in hardloopkleding. Ik kwam in de sfeer. Ik voelde de band. Een gezamenlijk doel. Aangekomen bij de tramhalte bleek deze helemaal vol te staan met hardlopers. Oké, nu voel ik die band niet meer. Jullie zijn mijn concurrenten. Niet alleen op het parcours, maar ook voor een plaatsje in de tram. We zaten als haringen in een ton. Ik kon mijn voeten niet eens plat neerzetten, heb de hele rit op mijn tenen gestaan. Gelukkig hield de chauffeur de sfeer er in: ‘…voor vragen, opmerkingen, routeadvies of vieze moppen, richt u zich tot de conducteur’.

kleurenzee

De Erasmusbrug

Bovenaan de trap keken we uit op de start en de kleurrijke zee van hardlopers. We begaven ons naar het juiste startvak. Een kwartiertje wachten en vijf minuten schuifelen later was de wedstrijd begonnen. Eerst een relatief saai stukje. Toen de Erasmusbrug over. Eitje. De eerste vijf kilometer vloog voorbij. Echt, het was onwerkelijk. Ik had het idee dat ik nog maar vijf minuten aan het lopen was, in plaats van vijf kilometer. Op dit punt, vlak voor de Willemsbrug, begon ik uit te kijken naar mijn supporters. Gezien, geschreeuwd, gezwaaid. En toen viel ik in een gat. Dat contact leggen met de supporters is iets waar ik naar uitkijk, en als dat dan is gebeurd moet ik plotseling iets nieuw bedenken om naar uit te kijken. Daar deed ik zo’n anderhalve kilometer over, voor mij het zwaarste gedeelte van de wedstrijd.

Ik weet niet meer precies wat dat nieuwe doel was, volgens mij was het ‘om me heen kijken en genieten’. De eerste drankpost sloeg ik over, ik moest namelijk al naar de wc. De eeuwige struggle. Van tevoren ga ik vijf keer, en dan nog… Oké, om je heen kijken. Ik liep over de Maasboulevard, langs het water. De zon ging onder, en dat zag er prachtig uit. De Van Brienenoord-brug kwam in zicht. Vlak daarvoor was nog een drankenpost, waar ik dit keer wel gebruik van maakte. Ik griste een half bekertje AA uit de hand van de vrijwilliger. Slok één: over hand en shirt. Slok twee: in neusgat en in het verkeerde keelgat. Laatste slok: bah, wat is dit vies.

loopmaatje

Van Brienenoord-brug

Door Rotterdamkenners was ik gewaarschuwd dat de Brienenoord een zware zou zijn. Het was inderdaad de zwaarste brug, ik voelde mijn bovenbenen lichtelijk, maar eigenlijk viel het me erg mee. Ik was nog steeds aan het genieten van de omgeving en het uitzicht. Ik had niemand nodig om me over de brug te helpen. Ondertussen moest ik ook voor me blijven kijken, want hoewel ze allemaal dezelfde kant opgaan en hetzelfde doel hebben, is een groep hardlopers een ongeorganiseerde chaos. Ik heb een hekel aan chaos, dus laat ik de regels nog even herhalen: je houdt rechts aan, als je wilt inhalen doe je dat links, en als je klaar bent met inhalen schuif je weer op naar rechts. Je kijkt eerst over je schouder voordat je van baan wisselt. Dat laatste is misschien nog wel het belangrijkste: kijk om je heen, probeer anderen niet in de weg te lopen. Helaas wordt dit weinig toegepast, wat erin resulteert dat ik me ook niet aan deze (on)geschreven regels kan houden. Mensen lopen je in de weg, je moet snel uitwijken. Waarom gaat iedereen eigenlijk zo langzaam? Waarom zijn er zoveel mensen die wandelen? Oh ja, we gaan de brug op. Je wilt inhalen maar er is geen ruimte waardoor je moet afremmen, of er is nog net ruimte tussen twee mensen om tussendoor te glippen, maar dit levert boze blikken op. Toch ga ik voor het laatste. Afremmen is het vervelendste wat er is. Ik wilde sneller! Vooral omdat mijn ‘loopmaatje’ plotseling de finish rook. Het hele parcours zaten we op hetzelfde tempo, maar nu werd de afstand wat groter. Ho eens, dat is niet de bedoeling! Dus ook ik voerde het tempo op. Hij werd mijn haas, mijn haas met het rode petje. Als ik dat petje maar niet uit het oog verloor. Dankzij hem heb ik nog even alles eruit kunnen halen wat erin zat. Die laatste drie kilometer waren zwaar, maar heerlijk. Ik hoorde al de muziek van het stadion, de mensen langs de kant die me aanmoedigden. ‘Nog tien minuutjes, kom op!’ En daar was de finish al. Veel sneller dan gedacht. Half sprintend half botsend ging ik eroverheen.

Waarna ik gelijk tot stilstand kwam tegen de rug van iemand anders. Wat een drukte. 1:27:28 is blijkbaar nogal een gemiddelde tijd. Wat overigens niet wil zeggen dat ik ontevreden ben. Ik ging voor een tijd onder de 1:30, idealiter 1:25, dus dikke prima dit.

Tijdens de wedstrijd zelf was ik me er eigenlijk niet van bewust dat we vaak omhoog gingen, maar op het moment van schrijven vertelt mijn spierpijn me toch wat anders. Al met al was het een leuke race, die me best makkelijk afging. En nu op naar de marathon!

4 gedachtes over “Ik versloeg de bruggen

Plaats een reactie